Cynische oude man krijgt een relatie met een veel te jong en te mooi naïef meisje uit de provincie. Een beproefd recept in de handen van de inmiddels 74 jarige Woody Allen. Na Barcelona (Vicky Cristina, Barcelona) en Londen (Match Point en Cassandra's Dream) speelt Whatever Works zich weer af op vertrouwde bodem; New York.
Daar vindt het chagrijnige en pessimistische zelfbenoemde genie, Boris op een dag de jonge en mooie Melody onder zijn voordeurtrap. Melody blijkt van huis weggelopen en trekt meteen bij Boris in. Dit zet het leven van de filosofische voormalig deeltjeswetenschapper die over werkelijk alles een theorie heeft volkomen op zijn kop. Helemaal als blijkt dat de oer conservatieve ouders van Melody haar één voor één uit het achterlijke zuiden van Amerika achterna komen gereisd en ieder een even snelle als wonderbaarlijke transformatie doormaakt met Boris als zwartgallig middelpunt.
Zelfs Boris die het leven toch vooral als een tragische, wrede en ongelukkige ervaring beschouwt begint de lol in te zien van van al het ongevraagde bezoek en de ene hilarische dialoog wordt opgevolgd door de volgende lachwekkende scène. De lange monologen waarin Boris zich vanuit de film tot de kijker in de zaal richt is geen nieuwe techniek in Allen's universum maar blijft toch leuk en origineel.
Whatever Works is ooit door Allen geschreven als toneelstuk en dat is goed te merken. Veel dialoog en gekunstelde ontmoetingen en stuk voor stuk boeiende karakters. Maar laat ik daar nu net van houden en daarom vond ik het (ondanks het nogal moraliserende einde) een heerlijke film zoals ik die van Woody Allen verwacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten